Exocriene pancreasinsufficiëntie (EPI)
De pancreas (alvleesklier) is een orgaan dat tussen de maag en de twaalfvingerige darm (duodenum) ligt. Het bestaat uit twee gedeeltes; een exocrien (uitscheiden door middel van een afvoergang) en een endocrien deel (hormoonproducerend en afgifte aan het bloed). EPI is de aandoening waarbij het exocriene deel van de alvleesklier geen of onvoldoende verteringsenzymen aanmaakt. Zoals onder diabetes mellitus wordt beschreven produceert het endocriene deel van de alvleesklier de hormonen insuline en glucagon en is het exocriene deel verantwoordelijk voor de uitscheiding van verteringsenzymen. De verteringsenzymen worden via de afvoergang vanuit de pancreas in de twaalfvingerige darm afgegeven. Deze enzymen zorgen ervoor dat de voeding wordt afgebroken zodat het in de darm opgenomen kan worden.
EPI komt voor bij zowel katten als bij honden (meest frequent te zien bij Duitse herders). Het is een aangeboren of verworven aandoening. EPI kan als enige aandoening voorkomen wanneer het exocriene deel beschadigd is, of in combinatie met diabetes mellitus, wanneer ook het endocriene deel van de pancreas is aangetast. De verteringsenzymen die door de pancreas worden geproduceerd zijn lipase, amylase, trypsine en bicarbonaat (dat zorgt voor de neutralisatie van het maagzuur). Een tekort aan lipase, amylase en trypsine zorgt ervoor dat vetten (lipiden), eiwitten (proteïnen) en suikers (koolhydraten) niet afgebroken kunnen worden en er een gestoorde spijsvertering (maldigestie) optreedt.
Hoe ontstaat EPI?
De meest voorkomende oorzaak van EPI is een slecht ontwikkelde alvleesklier (juveniele pancreasatrofie) waardoor de alvleesklier geen, of veel te weinig, enzymen aanmaakt. Deze vorm geeft vaak al op jonge leeftijd klachten. Daarnaast kan EPI ontstaan na een pancreatitis (alvleesklierontsteking). Wanneer een pancreatitis nooit volledig is genezen en chronisch wordt, kan de alvleesklier zodanig beschadigd raken dat EPI ontstaat. Door de verminderde productie van de spijsverteringsenzymen lipase (dat zorgt voor de afbraak van vetten), amylase (afbraak van koolhydraten) en trypsine (afbraak van eiwitten) wordt het voedsel onvoldoende afgebroken. Wanneer deze onafgebroken voedingsstoffen in de darm terechtkomen, houden ze veel vocht vast en kunnen ze niet opgenomen worden door de darm. Dit resulteert in de productie van grote hoeveelheden ontlasting en diarree. Door de verminderde productie van bicarbonaat wordt de zure maaginhoud onvoldoende gebufferd. Als gevolg hiervan blijft de darminhoud te zuur, waardoor de darmwand beschadigt raakt en de opnamecapaciteit van de darmwand afneemt.
Wat zijn de symptomen van een hond met EPI?
Honden met EPI kunnen de volgende symptomen vertonen:
-
constante honger (polyfagie)
-
vermageren ondanks een goede eetlust
-
grote hoeveelheden ontlasting
-
de kleur van de ontlasting is bleek tot lichtbruin, soms diarree
-
het plots beginnen te eten van ontlasting of vreemde voorwerpen (pica)
-
een slechtere vacht
-
verlies van spieren op de kop en bij de heupen en schouders (spieratrofie)
Hoe stellen we de diagnose EPI?
Op basis van de klinische verschijnselen (veel eten, slappe ontlasting en vermageren) zal de dierenarts EPI in zijn achterhoofd houden. Andere aandoeningen met dezelfde symptomen dienen uitgesloten te worden. Heeft uw hond last van wormen of andere darmparasieten, dan kan dit vergelijkbare symptomen geven. Het is dus van belang een ontlastingsonderzoek uit te laten voeren om parasieten in de ontlasting uit te sluiten. Vaak wordt er ook een algemeen bloedonderzoek uitgevoerd om te kijken of er geen andere onderliggende oorzaak is. Hyperthyroidie (een versnelde schildklier) en diabetes mellitus (suikerziekte) kunnen in theorie ook polyfagie en vermageren veroorzaken. Als andere ziektes zijn uitgesloten is er een specifieke test beschikbaar om EPI te bevestigen, dit is de zogenaamde TLI-test (Trypsine-Like-Immunoreactivity). Bloed wordt opgestuurd naar een extern laboratorium, waar de hoeveelheid TLI in het bloed wordt getest. Het is van belang dat het bloed wordt afgenomen als uw hond nuchter is. Omdat EPI bij de hond vaak het gevolg is van een atrofie (een afname van weefsel of orgaanmassa) zal bij deze aandoening de hoeveelheid TLI zijn verlaagd.
Hoe behandelen we een hond met EPI?
Het tekort aan verteringsenzymen kan aangevuld worden met tabletten/capsules (Lypex®) of poeder (PancrexVet®, Zymoral®), waarin deze enzymen aanwezig zijn. De verteringsenzymen moeten levenslang, en door iedere maaltijd, aan uw huisdier gegeven worden. Het meeste effect wordt verkregen wanneer ze een half uur tot een uur op voorhand door het voeder worden gemengd. Als aanvulling kan gehakt van rauwe pancreas, afkomstig van rund, schaap, varken of wild aan uw huisdier gegeven worden. Dit dient in de vriezer bewaard te worden om de enzymen zolang mogelijk werkzaam te houden. Daarnaast is het van belang uw hond een aangepast dieet te geven. Een voeder met weinig vet, dat gemakkelijk verteerbaar is zoals Calibra GI & Pancreas, Hill’s I/D of Royal Canin gastro-intestinaal (low fat). Veel honden en katten met EPI (82%) hebben door de verminderde opname van voedingstoffen en de verhoogde afbraak van vitaminen door darmbacteriën een vitamine B12 tekort (cobalamine). Een tekort aan vitamine B12 zorgt ervoor dat uw hond moeilijk aankomt in gewicht en langzaam herstelt. Dit tekort kan aangevuld worden door een onderhuidse injectie met vitamine B12 toe te dienen. De injectie moet in het begin iedere week herhaald worden voor ongeveer zes weken. Vervolgens kan het afgebouwd worden tot een toediening iedere twee weken en dan iedere maand.
Wat is de prognose (levensverwachting) van EPI?
Over het algemeen is de prognose goed wanneer uw hond een aangepast dieet krijgt in combinatie met pancreasenzymen, die bij iedere maaltijd gegeven worden, en indien nodig regelmatig vitamine B12 injecties toegediend krijgt. Houdt u zich netjes aan al deze voorschriften, maar reageert uw hond niet voldoende op de behandeling dan kunnen er een aantal oorzaken mogelijk zijn:
-
de hoeveelheid enzymen is te laag voor uw hond en moet verhoogd worden
-
u geeft de pancreasenzymen in een verwarmde maaltijd; een verhoogde temperatuur kan de enzymen onwerkzaam maken
-
het dieet wat uw hond eet bevat nog teveel vet. Royal Canin gastro-intestinaal heeft ook een variant “low fat”. Daarnaast is het aan te raden uw hond geen tussendoortjes of tafelresten te voeren
-
een bacteriële overgroei van de darmflora, een antibioticum (Stomorgyl®) kan in dit geval gebruikt worden
-
te veel maagzuur waardoor de enzymen onwerkzaam worden. Maagzuurremmers kunnen hier tegen helpen (Omeprazole®, Zantac®, Pepcid®)